De definitieve NOW 1-subsidie van BV X werd vastgesteld op € 1.429. Zij moest van het ontvangen voorschot € 11.528 terugbetalen in verband met de dalende loonsom. BV X ging in beroep en stelde dat de korting door een dalende loonsom niet terecht was omdat twee personeelsleden op eigen initiatief waren vertrokken. Rechtbank Limburg stelde BV X in het gelijk.

De daling van de loonsommen bij BV X over de maanden maart tot en met mei 2020 was te wijten aan het beëindigen van een dienstverband per 1 maart 2020 (opzegging op verzoek van de werknemer) en per 1 mei 2020 (niet-verlengen tijdelijk contract met wederzijds goedvinden). De eerste beëindiging vond plaats voor de bekendmaking van de NOW-1 en was daarmee niet coronagerelateerd. Bij de definitieve subsidievaststelling van BV X werd de volledige loonsom van de vertrokken werknemers in mindering gebracht zonder dat rekening werd gehouden met het omzetverlies. Omdat in het voorschotbedrag de loonsom wel met het percentage omzetverlies was vermenigvuldigd, moest er per saldo meer subsidie over deze loonsom worden terugbetaald dan in het voorschot aan subsidie was opgenomen. Dit was volgens de Rechtbank in dit geval in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Hoewel de NOW dat strikt genomen niet toeliet, bestond volgens de Rechtbank in dit geval toch de ruimte om het loon van de per 1 maart 2020 vertrokken werknemer te betrekken bij het bepalen van de referentie-loonsom. Omdat het vertrek van deze werknemer niet coronagerelateerd was, was een negatieve prikkel niet op zijn plaats. De Rechtbank verklaarde het beroep van BV X gegrond en droeg het UWV op een nieuwe beslissing te nemen.

BEL DIRECT